Johan Huizinga

Uit Wikiquote
Johan Huizinga.
Informatie bij zusterprojecten:
artikel in Wikipedia
media bij Commons
bron(nen) in Wikisource
Informatie in externe bronnen:
BP pagina in Biografisch portaal
DBNL pagina in DBNL
KB pagina in KB-catalogus
RKD pagina in RKD

Johan Huizinga (, 7 december 1872 – 1 februari 1945) was een Nederlands historicus.


  • „[...] Om kort te gaan, een term 'het Westen' krijgt eerst zin, wanneer wij daaronder verstaan de Latijnsche Christenheid, zooals die zich in den loop der vroegere middeleeuwen had afgezonderd van de landen, die niet in Rome het fundament dier Kerk vonden.”
  • „Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en verdwazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken".”
  • Bron: Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen (1935); Verzameld Werk, deel 7, pag. 315.
  • Aanhaling(en): En behoed ons voor het kwade, De Groene Amsterdammer, 15 april 2015
  • „Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden.”
  • Bron: Johan Huizinga, Cultuurhistorische verkenningen, 1929, p. 156, 166; Verzameld Werk, deel 7, p. 102.
  • Aanhaling(en): Chris Lorenz, De constructie van het verleden, 2008, p. 228.
  • „Heeft ooit een rastheoreticus met schrik en schaamte bevonden, dat het ras, waartoe hij zich rekende, het minderwaardige moest heeten?”
  • Bron: Johan Huizinga, In de schaduwen van morgen, 1936, p. 74.
  • Aanhaling(en): Sarah Bakewell, De humanisten. Dromers, denkers en onderzoekers die de wereld veranderden, 2023.

Herfsttij der Middeleeuwen[bewerken]

  • „Toen de wereld vijf eeuwen jonger was, hadden alle levensgevallen veel scherper uiterlijke vormen dan nu. Tussen leed en vreugde, tussen rampen en geluk scheen de afstand groter dan voor ons; al wat men beleefde had nog die graad van onmiddellijkheid en absoluutheid, die de vreugde en het leed nu nog hebben in de kindergeest.”
  • „De klokken waren in het dagelijks leven als waarschuwende goede geesten, die met bekende stem dan rouw, dan blijdschap, dan rust, dan onrust kondigden, dan opriepen, dan vermaanden. Men kende hen bij gemeenzame namen: de dikke Jacqueline, klokke Roelant; men wist de betekenis van kleppen of luiden. Men was ondanks het overmatig klokgelui niet verstompt voor de klank.”